project - EIP-AGRI Operational Group

CAP pilot The lapwing as a figurehead for greening dairy farming
GLB-pilot De kievit als boegbeeld voor vergroening van de melkveehouderij

To download the project in a PDF format, please click on the print button and save the page as PDF
Completed | 2019 - 2021 Netherlands
Completed | 2019 - 2021 Netherlands
Derzeit wird der Seiteninhalt nach Möglichkeit in der Muttersprache angezeigt

Kontext

Deze pilot is een van zeven landelijke pilots waarmee BoerenNatuur en LTO input verzamelen voor de Nederlandse invulling van de vergroening van het GLB na 2021.

Objectives

With this pilot project, the North West Overijssel collective aims to find a way for a well-fitting, more effective and more efficient greening of the dairy cattle sector, with the lapwing as the billboard. In this way, dairy farming in this project not only contributes to improving the habitat of the lapwing, but also to achieving national biodiversity goals, among other things. The pilot is looking for a way in which the collective in the working area coordinates the greening measures of the CAP. The ideas are presented to farmers and other stakeholders in the areas in order to jointly arrive at an optimal structure for the implementation of greening.

Objectives

Het collectief NW Overijssel heeft als doel met dit pilotproject een manier te vinden voor een goed inpasbare, effectievere en efficiëntere vergroening van de melkveesector, met de kievit als uithangbord. Daarmee draagt de melkveehouderij in dit project niet alleen bij aan het verbeteren van het leefgebied van de kievit, maar ook aan het realiseren van onder andere landelijke biodiversiteitsdoelen. In de pilot wordt gezocht naar een manier waarop het collectief in het werkgebied de vergroeningsmaatregelen van het GLB coördineert. De ideeën worden voorgelegd aan agrariërs en andere belanghebbenden in de gebieden om zo samen tot een optimale structuur te komen voor de uitvoering van de vergroening.

Activities

The pilot is carried out from the perspective of the lapwing and the habitat that the lapwing and the chicks of the lapwing need, taking into account the adaptability within the farm. However, many measures for the lapwing not only mean profit for the lapwing, but also for biodiversity, landscape, water, soil and / or climate. By using the lapwing (the protection of which urgently requires attention) as the figurehead, the pilot not only becomes concrete and practical, but also has an appealing image to (potential) participants.

Activities

De pilot wordt uitgevoerd vanuit het perspectief van de kievit en het leefgebied dat de kievit en de kuikens van de kievit nodig hebben, rekening houdend met de inpasbaarheid binnen het boerenbedrijf. Veel maatregelen voor de kievit betekenen echter niet alleen winst voor de kievit, maar ook voor biodiversiteit, landschap, water, bodem en/of klimaat. Door de kievit (waarvan de bescherming dringend aandacht vereist) als boegbeeld te nemen, wordt de pilot niet alleen concreet en praktisch, maar heeft hij ook een wervende uitstraling naar (potentiële) deelnemers.

 

Project details
Main funding source
Rural development 2014-2020 for Operational Groups
Rural Development Programme
2014NL06RDNP001 Plattelandsontwikkelingsprogramma voor Nederland 2014-2020 (POP3)
Ort
Main geographical location
Noord-Overijssel
Derzeit wird der Seiteninhalt nach Möglichkeit in der Muttersprache angezeigt

1 Practice Abstracts

In the two-year pilot in Northwest Overijssel, four subareas were selected (Kallenkote, Mastenbroek, Tolhuislanden and Wijthmen), where 52 participants applied measures for the lapwing. Five lapwing packages have been put together especially for the pilot (edge ​​management, whether or not in combination with rough manure and/or wet conditions). In addition, a broader set of mosaic packages (management as we know it from the ANLb) could be chosen. In addition, ANLb contracts were already in place in three of the four areas.

Successful border network for the lapwing: the aim was to realize an effective border management network in each of the four areas, supplemented with full-field management in promising places. This has been successful, thanks to personal recruitment (group meetings and kitchen table discussions), a mandatory 'lapwing workshop' and a coordinating role of the Collective in the location of the full-field management. Especially in areas where ANLb had already been contracted, we succeeded in creating effective management mosaics. During the workshop, several participants adjusted the location of their edges and placed them in more promising places. The meadow bird monitoring shows that the edges have an independent function for lapwings (families): they are regularly found in and near pilot edges. Many lapwings were counted, especially in swampy parts and in edges along arable land. In addition, the edges have a function for other meadow birds and for mammals, such as hare and roe deer. Most participants find the measures fit in well and the compensation adequate.

In de tweejarige pilot in Noordwest-Overijssel zijn vier deelgebieden geselecteerd (Kallenkote, Mastenbroek, Tolhuislanden en Wijthmen), waar 52 deelnemers maatregelen voor de kievit hebben toegepast. Speciaal voor de pilot zijn vijf kievitpakketten samengesteld (randenbeheer, al dan niet in combinatie met ruige mest en/of natte condities). Daar bovenop kon een bredere set aan mozaïekpakketten (beheer zoals we dat kennen uit het ANLb) worden gekozen. In drie van de vier gebieden lagen bovendien al ANLb-contracten.

Succesvol netwerk van randen voor de kievit: het doel was om in elk van de vier gebieden een effectief netwerk aan randenbeheer te realiseren, op kansrijke plekken aangevuld met volvelds beheer. Dat is goed gelukt, dankzij de persoonlijke werving (groepsbijeenkomsten en keukentafelgesprekken), een verplichte ‘kievitworkshop’ en een regierol van het Collectief bij de situering van het volveldsbeheer. Vooral in gebieden waar al ANLb was gecontracteerd, lukte het goed om effectieve beheermozaïeken te creëren. Tijdens de workshop hebben verschillende deelnemers de situering van hun randen aangepast en ze op kansrijkere plekken neergelegd. Uit de weidevogelmonitoring blijkt dat de randen een zelfstandige functie hebben voor kieviten(gezinnen): ze zijn regelmatig in en nabij pilotranden aangetroffen. Vooral in drassige delen en in randen langs bouwland zijn veel kieviten geteld. Daarnaast hebben de randen een functie voor andere weidevogels en voor zoogdieren, zoals haas en ree. De meeste deelnemers vinden de maatregelen goed inpasbaar en de vergoeding toereikend.

Derzeit wird der Seiteninhalt nach Möglichkeit in der Muttersprache angezeigt

Contacts

Project coordinator