Kontext
Deze pilot is een van zeven landelijke pilots waarmee BoerenNatuur en LTO input verzamelen voor de Nederlandse invulling van de vergroening van het GLB na 2021. De pilot speelt zich af in negen gebieden die tezamen een dwarsdoorsnede vormen van de Nederlandse akkerbouw, van Noordoost- tot Zuidwest-Nederland (zie kaart). De invulling verschilt van gebied tot gebied. Trefwoorden daarbij zijn:
•sterkere sturing op inhoud, situering en betaling van maatregelen op het gebied van biodiversiteit, landschap, bodem, water en klimaat;
•betere integratie van vergroening en agrarisch natuurbeheer;
•regionaal maatwerk met het oog op een effectievere vergroening en een betere inpasbaarheid in de bedrijfsvoering.
Objectives
With ANOG in the lead, 9 Dutch arable farming collectives (the "Akkerbelt") are working on an area-oriented implementation of the greening in this pilot. The project stimulates regional customization, better integration into business operations, and better ecological results from greening. Participating collectives develop and test new practical measures and investigate how this can best be organized.
Objectives
Met ANOG aan kop werken binnen deze pilot 9 Nederlandse akkerbouwcollectieven (de ‘Akkerbelt’) aan een gebiedsgerichte invulling van de vergroening. Het project stimuleert regionaal maatwerk, betere inpasbaarheid in de bedrijfsvoering, en betere ecologische resultaten van de vergroening. Deelnemende collectieven ontwikkelen en testen nieuwe praktijkmaatregelen en onderzoeken hoe dit het beste georganiseerd kan worden.
Activities
In the summer of 2019, each collective drew up an area plan in consultation with area parties and arable farmers. The collectives have organized meetings for this purpose to determine the goals together. It concerns (combinations of) the following three elements: • Development and testing of a broad selection menu with greening measures that is geared to the region. By linking this to a sophisticated points system, it can be tested whether this is a model that fits in the new CAP. • Practicing with the cultivation of nature-friendly crops and putting nature-friendly building plans into practice.
Activities
In de zomer van 2019 heeft elk collectief een gebiedsplan gemaakt in samenspraak met gebiedspartijen en akkerbouwers. De collectieven hebben hiertoe bijeenkomsten georganiseerd om de doelen gezamenlijk vast te stellen. Het gaat om (combinaties van) de volgende drie elementen:
•Ontwikkelen en testen van een breed, op de regio toegespitst keuzemenu met vergroeningsmaatregelen. Door hieraan een uitgekiend puntensysteem te koppelen, kan worden getoetst of dit een model is dat past in het nieuwe GLB.
•Oefenen met de teelt van natuurvriendelijke gewassen en het in praktijk brengen van natuurvriendelijke bouwplannen.
Project details
- Main funding source
- Rural development 2014-2020 for Operational Groups
- Rural Development Programme
- 2014NL06RDNP001 Plattelandsontwikkelingsprogramma voor Nederland 2014-2020 (POP3)
Ort
- Main geographical location
- Oost-Groningen
Ressourcen
Links
1 Practice Abstracts
• All nine collectives went through an area process that resulted in an area plan. This working method appears to offer a good opportunity to link greening priorities at a regional level to the character and possibilities of the companies on the spot. Involving other regional organizations in addition to the farmers also creates more support for the implementation of the eco-scheme. Due to, among other things, unfamiliarity with the new CAP, support was limited at the start, but partly due to the pilot (better insight into greening options), this gradually increased.
• There were also obstacles to (more) effective greening. Sometimes the policy goals at regional level are not formulated clearly or operationally enough, sometimes other parts of government policy are at odds with the intended greening (“policy conflict”).
• A national menu from which a regional selection is made by the area appears to be a feasible implementation of the eco-scheme. But if this is to become a workable model under the new CAP, some thorny issues still need to be tackled: who delimits the area, who sets the goals, who is in charge? If this model becomes a reality, the collectives would like to be closely involved in it.
• The collectives have developed and applied various ideas for spatial and financial management of measures. Many of these can be built into a points system.
• In the crop and crop plan measures component, most measures appear to work well, with a preference for 'productive' full-field measures such as catch crops, protein crops and bird grain. Full-field measures such as a rest year and strip cultivation are still too new and therefore less popular.
- Alle negen collectieven hebben een gebiedsproces doorlopen dat uitmondde in een gebiedsplan. Deze werkwijze blijkt een goede mogelijkheid te bieden om op regionaal niveau vergroeningsprioriteiten te koppelen aan het karakter en de mogelijkheden van de bedrijven ter plekke. Door naast de boeren ook andere gebiedsorganisaties te betrekken, ontstaat bovendien meer draagvlak voor de invulling van de ecoregeling. Door onder meer onbekendheid met het nieuwe GLB was het draagvlak bij aanvang beperkt, maar mede door de pilot (beter zicht op vergroeningsmogelijkheden) nam dat gaandeweg toe.
- Er bleken ook hindernissen voor een effectieve(re) vergroening. Soms zijn de beleidsdoelen op regionaal niveau niet helder of operationeel genoeg geformuleerd, soms staan andere onderdelen van het overheidsbeleid haaks op de beoogde vergroening (“beleid in strijd”).
- Een landelijk keuzemenu waaruit door het gebied een regionale selectie wordt gemaakt, lijkt een goed haalbare invulling van de ecoregeling. Maar wil dit onder het nieuwe GLB een werkbaar model worden, dan moeten nog wel wat netelige kwesties worden getackeld: wie begrenst het gebied, wie stelt de doelen vast, wie voert de regie? Als dit model werkelijkheid wordt, willen de collectieven er wel graag nauw bij betrokken zijn.
- De collectieven hebben diverse ideeën ontwikkeld en toegepast voor ruimtelijke en financiële sturing op maatregelen. Veel daarvan kunnen worden ingebouwd in een puntensysteem.
- Bij het onderdeel gewas- en bouwplanmaatregelen blijken de meeste maatregelen goed werkbaar, met een voorkeur voor ‘productieve’ volveldsmaatregelen zoals vanggewassen, eiwitgewassen en vogelgraan.
Contacts
Project coordinator
-
Marjon Schultinga - ANOG
Project coordinator
Project partners
-
Flevolands Agrarisch Collectief, Poldernatuur Zeeland en 6 andere akkerbouwcollectieven
Project partner